Woltering

 

Geen verhaal

“Wij zijn een heel normaal gezin”. Ik bevestig dit voor mezelf door het hardop tegen de spiegel te zeggen en bekijk mijn gezicht nog eens goed: “heel normaal”. Maar hoeveel kinderen van 10 praten tegen een spiegel om hun normaal zijn te bevestigen? Ik had een Indische oma, nou en, dan was ik dus driekwart Nederlands, heel normaal dus. Haar man, mijn opa, heb ik nooit gekend, ik denk dat ik op hem lijk, zomaar of met reden, ik weet het niet.

Mijn Indië-verhaal is geen verhaal, het zijn flarden uit de familiegeschiedenis die ik zo probeer te plaatsen dat ze een geheel vormen en helpen verklaren wie ik ben. Opa is als jongeman naar Java gegaan om daar op een lagere school les te geven. Volgens mij was hij avontuurlijk, eigenzinnig en ook heel lief. Ergens op Java heeft hij mijn oma ontmoet die ook in het onderwijs zat. Oma had geen makkelijk leven gehad en ik stel me voor dat mijn opa een goede man voor haar was. Samen kregen ze twee kinderen, mijn tante en daarna mijn vader, geboren in 1932 in Madioen, Oost-Java.

De gelukkigste tijd van het gezin was op Bali, waar opa hoofdonderwijzer was in Singaradja. Mijn vader genoot van de natuur en de gezinsuitjes, zwom in de meren, wandelde met opa, zijn beste vriend. Tot ergens die dag, hij was 9, ze door Japanners uit hun huis zijn gehaald en naar Java vervoerd. Opa werd afgevoerd naar een kamp en later op transport naar de Birma-spoorlijn gezet. Daarna is alles weg, het leven gestopt, plaatsgemaakt voor eenzaamheid, angst, honger, pijn, verlies. Overleven, jarenlang.

Dan kom je als 15-jarige zonder je vader aan in je vaderland en hoort: “Ach jullie hadden het tenminste nog warm”.  Ik begrijp inmiddels dat vrijwel alle Indo’s die akelige zin hoorden. Snel assimileren en nergens meer over praten; zo worden de Indische Nederlanders de perfect onopvallende ‘gasten’ in Nederland.

Mijn verhaal gaat over geen verhaal. Ik kom er als 2e generatie Indo achter dat er een blinde vlek in mijn identiteit zit. Onbewust heb ik gedacht dat ik ooit alles van mijn vader zou horen, of hoopte ik dat omdat ik er niet naar durfde te vragen. De laatste jaren besef ik dat dit vrijwel onmogelijk is. Het verhaal niet vertellen is voor de meeste Indo’s een kwestie van overleven geweest. Daardoor is dit stuk van de geschiedenis, de helft van mijn persoon, vaag, alsof het niet bestaat. Pa is nu op verzoek van mijn broer aan het schrijven. Ik denk dat het fijn is dat mijn broer dat heeft gevraagd. Daarmee erkent hij dat mijn vader nog iets te delen heeft over zijn leven, dat hij bestaat en dat datgene wat hij heeft meegemaakt daadwerkelijk is gebeurd. En dat hij troost en medeleven verdient.

Die erkenning en troost gun ik hem en alle Indo’s en andere mensen die leed hebben moeten doorstaan en geen kant op kunnen met hun verhaal. Zij hebben een verhaal, hun leed bestaat, hun geschiedenis bestaat, zij bestaan.

Marie-Thérèse Woltering, Juli 2015

Inmiddels heb ik in 2017 samen met mijn ouders een reis door Java en Bali gemaakt langs de plekken waar het Indische verleden van mijn vader ligt. Wat ben ik dankbaar dat ik dat heb mogen meemaken. Het was een heel persoonlijke reis, ook omdat mijn moeder zelf alles had geregeld. Zo hadden we een maatwerk-route vanaf Jakarta (weeshuis) naar diverse plekken, waaronder prachtige en leuke, zoals vakantie-herinneringen en pijnlijke, zoals kampen. Ook waren we in Madiun waar het schooltje nog steeds staat en we warm ontvangen werden door het fantastische team van onderwijzers, die de kinderen ruim voorzien van kennis over groen & milieu en kunst & cultuur. Ik dacht (hoopte) gezien mijn eigen interesses, dat daar ook de erfenis van mijn opa nog voelbaar is, die daar nu bijna 100 jaar geleden hoofdonderwijzer/ directeur was. Ook gingen we naar Surabaya waar oma een tijdje na de deportatie met haar twee kinderen bij het gezin van een vriendin werd opgenomen. De tocht eindigde in Singaradja waar mijn opa schooldirecteur was, het huis inmiddels tot erfgoed is bestempeld en dat nog steeds van professor Putu Mustika Ray is, door wie we in 1989 al eerder hartelijk ontvangen werden. De omhelzing van de professor en mijn vader maakte de cirkel ontroerend rond.

Marie-Thérèse Woltering, Juli 2021

Op de foto staan opa Herman, oma Clara Marie, tante Janna en mijn vader Karel. Opa en oma waren onderwijzers in Madiun op Java en later in Singaradja op Bali. Deze foto is uit de Madiun-tijd.

Toen het gezin uit hun huis in Singaradja werd gedeporteerd naar Java konden ze bijna niets meenemen. Een aantal foto’s is gered, maar ik ken geen andere met het hele gezin erop. Ik vind dit zo’n ontroerende foto, met die 2 prachtige onschuldige kinderen. Mijn oma had best een moeilijk leven en was eindelijk gelukkig. Vlak voor de oorlog zei ze tegen haar man: ‘We hebben het nu zo fijn Herman, zou het altijd zo kunnen blijven?’
.