Jan Woudstra 

Jan Woudstra verliet Nederland toen hij nog maar een jonge man was van 17 jaar oud. Hij kwam pas in 1951 weer terug naar Nederland samen met zijn vrouw en kinderen. Hij heeft zijn ouders nooit meer weer gezien en zijn moeder was er erg verdrietig om. 

In de eerste Wereldoorlog is hij in een dubbeldekker naar beneden gestort maar heeft het overleefd. Hij had daarom ook een bijzonder litteken rondom zijn hals. Hij werd naar Nederlands-Indië uitgezonden en kreeg een relatie met een vrouw uit de regio. Hij kreeg daar ook een kind mee. Zijn vrouw overleed en de jongere zus van zijn overleden partner heeft hun kind als eigen kind opgevoed. Zijn zoon heeft het nooit geweten. 

Hij wilde graag verder met de jongere zus van zijn overleden partner, maar dat mocht alleen als hij ook echt met haar zou trouwen. Dat heeft hij uiteindelijk ook gedaan. Hij werd later gevangenisdirecteur in Bandung en hij bewaakte president Sukarno. 

Omdat Jan Woudstra een hoge functie beklad lieten de Japanners hem nagenoeg met rust. Zijn nieuwe vrouw, de zus van zijn overleden vrouw, moest koken voor de Japanners. Zijn verhaal veranderde bij de komst van een nieuwe generaal. Die vroeg zich af wat deze man hier deed en maar vrij kon rondlopen. 

Jan Woudstra werd vervolgens naar een kamp gestuurd en heeft 2 jaar in een Jappenkamp gezeten. Hij werd broodmager en ziek. Hij kreeg bouillon dat gemaakt was van hondenvlees en bleef hierdoor in leven.

In 1951 werden zowel hij als zijn nieuwe vrouw het land uitgezet en konden destijds kiezen voor Nederland of Australië. Gezien er in Australië nog apartheid heerste, mochten ze niet bij elkaar blijven en kozen ze ervoor om terug naar Nederland te gaan. Eenmaal in Nederland was hij niet zo blij. Hij miste Nederlands Indië, net als velen. 

Zijn moeder heette Botje en zijn vader Jochem. Hij had een aantal zussen en veel broers.

 

Jan Woudstra 

03-07-1898 / 17-02-1965