Hetty Naaijkens-Retel Helmrich

[ Speech van Hetty Naaijkens-Retel Helmrich filmmaker van de Indische films “Contractpensions-Djangan Loepah!” en de onlangs op TV uitgezonden en veel geprezen en bekroonde documentaire “Buitenkampers-Boekan main-Boekan main!” Producent van vele internationaal bekroonde films waaronder de Indonesië-trilogie Stand van de zon-Stand van de maan en Stand van de sterren waarbij haar broer Leonard Retel Hemrich voor het camerawerk en regie tekende. ]

Dames en Heren, lieve aanwezigen, Het spijt me dat ik niet lijfelijk aanwezig kan zijn op deze bijzondere dag van de herdenking. Als filmmaker komen de dingen altijd onverwacht. Niet alles is van tevoren te plannen en te voorspellen. Zo had ik deze dag al lang geleden vastgelegd, maar op het laatste moment kwam er een groot en belangrijk filmproject in Dubai op mijn pad, waardoor ik nu niet in de gelegenheid ben om u toe te spreken. Gelukkig is mijn collega bereid mijn verhaal aan u te presenteren.

Toen de organisatie van deze Indië-herdenking mij benaderde als gastspreker, hoefde ik daar niet lang over na te denken. Als kind ben ik opgevoed met veel verhalen en beelden van de oorlog in Nederlands-Indië. Mijn vader werd direct na de Japanse inval krijgsgevangen gemaakt en verbleef drie-en-een-half jaar in een krijgsgevangenenkamp. Na de oorlog las hij zijn kinderen zijn zelfgeschreven verhalen voor, waaronder een verhaal genaamd: “Biechtvader tegen wil en dank”. Mijn vader beschrijft daarin hoe hij een keer diep in de nacht door een medegevangene werd gewekt, die hem met zwakke stem vroeg of hij zijn biechtvader wilde zijn. Mijn vader kon niet anders dan bij deze zwaar zieke en verzwakte man de biecht afnemen. De man vertelde op het eind van zijn leven nog één keer geheel vrijuit wat hem op het hart lag en stierf toen hij uitgesproken was. Mijn vader sloot hem de ogen.

U begrijpt dat dit verhaal veel indruk op me heeft gemaakt. Mijn vader had ook andere verhalen, die meer deden denken aan een spannend jongensboek. Samen met zijn neef Idore Koch, die wij oom Dorry noemden, kon hij heel veel spannende verhalen uit de oorlog vertellen. Waren ze eenmaal begonnen, dan konden ze niet meer ophouden. Wanneer ze bij elkaar op bezoek kwamen, hoorde ik ze uren achtereen met elkaar praten. Oom Dorry was een zogeheten “buitenkamper” geweest. Hij werd, omdat hij kon aantonen dat hij naast zijn Europese voorouders ook inheems-Indonesische voorouders had, niet geïnterneerd en bleef dus buiten de Japanse interneringskampen.

Samen met zijn broer Raoel pleegde hij verschillende verzetsdaden. Zijn moeder, jonkvrouw Cleophile Koch-van Schuylenburch, en zijn zussen bleven ook buiten de kampen. Met hen liep het slecht af: Cleophile werd vanwege de verzetsdaden van haar zoons door de Japanners levend ingemetseld en haar dochters werden door de Japanners verkracht en voor de ogen van mijn ooms onthoofd. Gruwelijke gebeurtenissen die ik pas veel later als volwassene te horen kreeg.

Diezelfde oom Dorry was getrouwd met tante Poppie Lapré. Een van de tantes van Poppie heette Corrie Luchtman. Deze Corrie was gehuwd met Theo de Bruin. Uit dat huwelijk werden drie kinderen geboren: Betsy, Frans en Dientje.

Het hele gezin De Bruin-Luchtman kwam in Indië vaak bij mijn tante Poppie en oom Dorry logeren. Toen de oorlog uitbrak, werden ook zij buitenkampers. Hun oudste dochter Betsy was zestien jaar toen ze door een verkrachting door een Japanse militair zwanger raakte. Ze beviel van een dochter.

Op een familiefeestje kreeg ik dit verhaal ooit te horen van mijn achternicht Willy, die ook wist te vertellen dat deze Betsy haar dochter nooit heeft willen accepteren. De dochter was een zogeheten JIN- kind. JIN staat voor Japans Indische Nakomeling.

Mijn nicht Willy zag haar tante Betsy, en soms ook de dochter die duidelijke Japanse trekken heeft, op familiebegrafenissen en het was binnen diezelfde familie dan ook geen geheim dat er in de oorlog iets voorgevallen was, waardoor Betsy in hun ogen “geen gemakkelijk persoon” geworden was.

Toen het bizarre verhaal vorig jaar oktober landelijk in het nieuws kwam over een vrouw die tien jaar dood in haar woning in de Jan Porcellisstraat in Rotterdam had gelegen, wist mijn nicht Willy direct dat het over háár tante Betsy ging. Willy en haar broer waren er behoorlijk van geschrokken. Ook zij hadden al jaren geen contact meer met Betsy. Want hoe heette de overleden vrouw voluit? Betsy de Bruin, in de volksmond beter bekend als Beppie de Bruin.

Betsy heeft haar tragische levensverhaal verzwegen voor haar familie en de buitenwereld. Ze kon haar traumatische oorlogservaringen evenmin kwijt aan haar eigen dochter. Haar hele leven lang heeft de dochter zich afgewezen gevoeld door haar moeder; de moeder op haar beurt kon haar verdriet niet delen met haar dochter. In de Rotterdamse samenleving waarin zij leefden, was geen plaats voor dit verdriet, de schaamte en het grote trauma. De laatste jaren van haar leven vereenzaamde Betsy sterk en niemand merkte haar dood op. Tot die bewuste dag: 21 november 2013.

U kunt zich voorstellen dat ik volledig overrompeld werd toen ik dit verhaal van mijn nicht te horen kreeg. De aanvankelijk onbekende dode vrouw bleek gelieerd te zijn aan mijn eigen familie. Dat het om een Indische vrouw ging, had ik al vrij snel vernomen, omdat Peter Bouman van de Stichting Pelita mij daarover had ingelicht. Peter Bouman heeft meegewerkt aan de film Buitenkampers. Via hem kwam ik in contact met Elly Roskam en ik heb haar kunnen interviewen. Wellicht herinnert u zich haar uit de documentaire.

Elly vertelt op camera dat zij als achtjarig meisje door een Japanner is verkracht en mishandeld. Het heeft lang geduurd voordat ze met dit verhaal naar buiten dorst te komen, maar uiteindelijk heeft ze het voor de lens van de camera verteld. Zo zijn er meer verhalen in de documentaire Buitenkampers, die voor het eerst verteld worden. Er zijn getuigenissen bij die voor het eerst zijn uitgesproken. Deze verhalen zijn maar een fractie van de werkelijke gebeurtenissen die plaatsgevonden hebben in die vaak verzwegen periode van de Japanse bezetting en de Bersiap.

Ik ben heel blij dat de reacties op de documentaire zo positief zijn en dat ik aantoonbaar heb kunnen bijdragen aan het verbreken van dit zwijgen. Toen ik onlangs de documentaire met als Engelse titel The colour of survival in de Verenigde Staten vertoonde aan vier generaties Indo-Americans trof ik na afloop een huilende vrouw in de zaal aan. Zij vertelde me snikkend dat ze na het zien van deze film de moed had gevonden voor een besluit: om met de DVD voor het eerst na een heel lange tijd haar moeder op te zoeken en om haar te vergeven.

Om te vergeven wat haar moeder haar had aangedaan. Ze vertelde dat haar moeder haar altijd op een onaangename manier had behandeld, gemeen tegen haar was geweest en haar zeer hardvochtig en hardhandig had opgevoed. Na het zien van de film begreep ze plotseling waar het werkelijk om ging. De film openbaarde voor haar een geschiedenis die ze helemaal niet kende en die vertelde wat haar moeder had meegemaakt. Haar moeder had haar immers nooit iets over de oorlog verteld. Ze zei dat het een puzzel was, waarvan het laatste stukje eindelijk op zijn plaats gevallen was. Ik heb zelden iemand zo opgelucht gezien nadat ze dat besluit genomen had.

En daar gaat het dus om. Het is beter te spreken dan te zwijgen. Met het spreken en uitgesprokene kun je gebeurtenissen relativeren en een plaats geven. Met zwijgen bereik je mijns inziens het tegenovergestelde. Gezien de vele dankbare reacties van drie generaties uit de Indische gemeenschap ben ik op de goede weg door het benutten van het medium documentaire voor het eindelijk doorbreken van het beruchte Indische zwijgen. Daarom hoop ik in de toekomst veel meer documentaires te mogen maken vanuit dit historische perspectief.

Gegroet lieve mensen vanuit een zeer warm Dubai en een waardige en betekenisvolle herdenkingsdag gewenst.

Hetty Naaijkens-Retel Helmrich